‘Illuminatie’: vervolg

30 mei

In mijn portfolio vind je al een reflectieverslag over de ‘Illuminatie’, graag had ik hier nog verder op ingegaan. Wanneer ik spreek over de ‘Illuminatie’, wil ik voornamelijk benadrukken hoe het mijn wijze waarop ik kijk naar de wereld beïnvloed heeft. De ‘Illuminatie’ is een verzamelnaam voor verschillende groeperingen die het leven van veel personen wil beïnvloeden. Dit beïnvloedproces is zeer geheim en weinig mensen zouden hiervan op de hoogte zijn. Naarmate ik meer over de beweegredenen van de zogenaamde ‘Illuminatie’ te weten kwam, hoe meer ik deze ook in het dagelijks leven zag verschijnen. Ik wilde graag meer informatie hierover en schakelde mijn vriend, Ewout, hiervoor in. Hij is hier erg in geïnteresseerd en samen maakten we een schema waardoor ik de organisatie, waar veel in geloven, met eigen ogen kon zien. Ik ben er me van bewust dat hiervoor geen betrouwbare bronnen zijn maar toch ben ik hier erg geïnteresseerd in.

De ‘Illuminatie’ is een verzamelnaam voor de elite: ‘De andere tussen ons’. Deze bestaat uit verschillende groeperingen. Zo zouden we dit begrip kunnen vinden in de politiek, in koningshuizen, in rijke familie en hebben we ook nog skull and bones. Het doel hiervan is om de massa te beheersen, om deze dom te houden door hen af te leiden door bijvoorbeeld sport. Door hen bezig te houden met sensatie kunnen grote wereldproblemen gerelativeerd worden. Er gebeuren verschrikkelijke zaken elke dag, maar toch wordt 1/3 van het nieuws besteed aan sport.. Ikzelf vind dit ook vreemd en snap niet dat wij zo weinig informatie over deze zaken tot onze beschikking hebben. Via de massamedia probeert men om via idolen, sport en bijvoorbeeld popsterren de massa te controleren. Popsterren zenden bijvoorbeeld in hun muziek vaak heel pessimistische en duistere boodschappen op ons af. Kleine kinderen zingen deze dan mee zonder dat ze weten waarover het gaat. In films worden vaak bepaalde bevolkingsgroepen in een slecht daglicht gezet zoals bijvoorbeeld Aladin. Een kleurling, die in een Disney film, als rover wordt voorgesteld. Ik kan zo veel voorbeelden aanhalen waardoor de media ons slechte signalen stuurt die wij, stilletjes aan, tot onze waarheid zullen nemen.
Een ander middel waar de ‘Illuminatie’ gebruik zou van maken is angst. Angst is perfect middel om de mensheid te onderdrukken en te controleren. Voorbeelden hiervan zijn terrorisme, crisis of het aankondigen van een nieuwe bacterie die wel eens voor oproer zou kunnen zorgen. Deze zaken komen voortdurend in het nieuws. Ik ben er me van bewust dat deze zaken wel degelijk gebeuren en dat dit harde feiten zijn maar andere verschrikkelijke zaken komen veel minder het nieuws. Angst zorgt ervoor dat mensen zullen gehoorzamen, dat zij zullen doen wat er hen opgedragen wordt.
Een ander belangrijk begrip bij de ‘Illuminatie’ is depopulatie. Wanneer er minder mensen zullen zijn op aarde, zullen deze ook gemakkelijker beïnvloedbaar en bestuurbaar worden. Armoede in stand houden, oorlog aanmoedigen of reclame maken voor apothekersproducten (die een slechte invloed hebben op ons lichaam).
Als laatste wil ik het transhumanisme aanhalen waarbij het lijkt alsof de mens volledig uit de natuur gebannen wordt. Wij krijgen constant de boodschap via reclame dat technologie voor ons noodzakelijk is om te leven. Technologie wordt steeds aangeprezen als de oplossing voor veel zaken. Facebook geeft ons de illusie dat wij in contact zijn met onze vrienden en familie, jammer genoeg is dit niet zo. Veel mensen voelen zich hierdoor juist eenzaam.
Bovenstaande informatie en begrippen zouden een gevolg zijn van de ‘Illuminatie’. Ikzelf sta hier kritisch tegenover maar het heeft mijn denken helemaal veranderd. Vroeger nam ik alles vanzelfsprekend en bekeek in de wereld rondom mij niet zo kritisch als dat ik nu doe. Ik geloof dat er een beweging boven ons is die ons dagelijks beïnvloedt, dit grotendeels door media. Ik begrijp vaak niet dat wij in zo’n westerse en moderne wereld zo’n domme fouten steeds opnieuw maken. Gisteren keek ik een reportage over de ontbossing in grote delen van de wereld. Ik vond het triest om te zien dat verschillende volkeren hierdoor verdreven worden. Een oude man vertelde over hoe hij dit allemaal ervaarde. Hij vertelde over hoe de wereld aan het evalueren is en dat vroeger geweld en beïnvloeding expliciet heel expliciet was. Hij vertelde dat we momenteel worden beïnvloed zonder dat we ons hiervan bewust zijn. De wereld is veranderd naar een maatschappij waarbij geld belangrijker geworden is dat de levens van zovelen. Ikzelf sluit me hier helemaal bij aan. Het lijkt wel alsof voor velen de enige drijfveer geld lijkt te zijn. Wanneer ze er dan in slagen om voldoende geld te verzamelen, willen ze nog meer. Altijd maar meer.

Ik ben heel blij dat ik het begrip ‘Illuminatie’ dit jaar heb leren kennen. Ikzelf geloof dat er iets onbekend is dat ons dagelijks bestuurt. Ofdat de hele gedachte rond de ‘Illuminatie’ waar is, laat ik in het midden. Het maakt mij ook niet uit of deze informatie klopt of niet. Ik heb hierdoor geleerd dat ik niet alles vanzelfsprekend mag vinden. Vrijheid is overroepen aangezien we niet vrij lijken te zijn. Wanneer we ons niet houden aan de maatschappelijke regels of aan het schoonheidsideaal, dat wordt vooropgesteld in de media, dreigen we wel eens uit de boot vallen. Veel mensen nemen hier genoegen mee, maar deze gedachten maken me bang. Bang dat ik op een dag wakker zal worden met het gevoel dat ik nooit vrij geweest ben. Ik vind het belangrijk om alles in vraag te stellen en kritisch te bekijken. Ik hoop dat ik hierin alleen nog maar zal groeien. Als toekomstig GOB vind ik het belangrijk om kritisch te zijn aangezien je later anderen zal moeten helpen. Anderen bewust maken over de mogelijke (onzichtbare) gevaren die voor ons liggen is dan ook belangrijk. Iedereen denkt anders over de samenleving en zijn manier van leven. Ik hoop alvast dat ik gedurende mijn leven nog veel personen zal ontmoeten die hierover een kritische kijk hebben waardoor ik mijn blik nog meer zal kunnen verruimen. Ik vond de leergroep van dit jaar heel erg interessant aangezien vaak onderwerpen werden aangehaald die mij aan het denken zetten. Ik merk dat ik hierdoor veranderd ben en hoop dat dit volgende jaar hetzelfde zal zijn.

(Al deze informatie heb ik via YouTube filmpjes doorheen het hele jaar en mijn vriend Ewout)

WP_20130530_001

WP_20130530_002

WP_20130530_004

WP_20130530_005

WP_20130530_006

WP_20130530_007

De Roma-zigeuner

27 mei

Ik deed mijn stage in De Tandem, een lagere school in Mortsel. Tijdens deze stage was het mijn taak om de kinderen die extra zorg nodig hadden te ondersteunen. In deze school zaten ook kinderen van het zigeunerpark. Zo zat er één meisje in het eerste leerjaar, drie meisjes in het tweede leerjaar en één meisje in het zesde. Mijn taak bestond eruit om met hen te praten en proberen om hen Nederlands bij te leren. In het begin waarschuwde mijn stagebegeleidster me voor de houding die sommigen onder hen hadden. Met een bang hartje ontmoette ik hen één voor één.

Het viel me snel op dat een meisje uit het tweede leerjaar mijn aandacht zocht. Snel bouwde ik met haar een vertrouwensband op waardoor de andere zigeunermeisjes snel volgde. Na amper twee weken had ik een goed contact met hen. In het zesde leerjaar zat Y. Bij haar verwachtte ik het meeste weerstand. Zij kende me echter al een beetje aangezien mijn zus in dezelfde klas zit. De eerste keren verliep het contact wat stroef, zij is ook al 13 jaar en vind naar school gaan echt niet meer leuk. Ik zocht naar manieren om haar te motiveren en na een paar keer elkaar te hebben gezien wisten we van onze tijd een leuk moment te maken. Zij vertelde me persoonlijke dingen over haar familie en zei me dat ze het leuk vond wanneer we samen kwamen. Al snel geraakte ik erg geïnteresseerd in de cultuur waarin zij leven. Ik vertelde dit aan mijn stagebegeleidster en na een dikke week mochten ik en een andere stagiaire mee naar het woonwagenterrein. Ik ging mee hun caravan binnen en zag hoe de gezinnen daar leven. Meteen zag ik enorme verschillen en voelde ik me een indringer. Wat me opviel was dat de vrouwen vriendelijk maar afstandelijk met ons communiceerden. Allereerst sliepen de kinderen met allemaal op een grote matras in het midden van de caravan, in de zitkamer met televisie. In elke caravan stond een grote televisie. Mannen waren hier minder te bespeuren. Op een bepaald moment gingen we de caravan binnen met het meisje uit het zesde leerjaar. Zij voelde zich lastig omdat ze niet op school was. Onze taak bestond er die dag uit om de families te stimuleren hun kinderen naar school te sturen. Zeker nu er twee stagiaires waren die extra met hen konden werken. De weken na ons bezoek is Y. elke dag naar school gekomen. Ze vond het leuk dat er extra aandacht aan haar gegeven werd. Ook maakte ik met haar een spreekbeurt en op 13 mei zal ik die gaan bekijken bij haar op school. Zoë, de andere stagiaire, en ik waren enorm geïnteresseerd en spraken hier geregeld over. Ook bezochten we DocAtlas en namen enkele boeken mee om hier meer over te leren.

Binnen zigeunergemeenschappen is naar school gaan geen vanzelfsprekendheid. Dit omdat zij een onderscheid maken tussen hun eigen groep en de gadjé, de buitenwereld, en vooral het algemene wantrouwen dat zij hebben ten aanzien van anderen. Omdat de school binnen de gadjé valt bekijken zij deze dan ook als wantrouwig. Wat opvallend voor zigeunergemeenschappen is is hun overlevingscultuur, wat wil zeggen dat ze dan ook zelf voor opvoeding en vorming willen instaan, los van gestructureerde instellingen. Deze overlevingscultuur domineert in elk facet van hun leven. Het Rom-zigeunerkind wordt van jongsaf aan geconfronteerd met het onderscheid tussen een binnenwereld en de buitenwereld, de wereld van de gadjé. In de binnenwereld wordt het kind aanzien als een kleine volwassene. Op school is dit het tegenovergestelde, er is een groot onderscheid tussen de volwassen, de leerkrachten, en de kinderen. Omwille van economische redenen hebben zigeunergemeenschappen de gadjé wel nodig.
Het zigeunerkind heeft door zijn overlevingscultuur geen structuur aangeleerd en zal het dan ook moeilijk vinden om binnen de schoolcultuur zijn wegje te vinden. Zo zijn zij vaak afgeleid omdat ze niet geleerd hebben om voor alles een eigen tijd en ruimte nodig is. Het nu-moment is belangrijk en daar geniet hij/zij ook van. Hierdoor begrijpt hij/zij niet waarom hij op school niet mag doen wat hem/haar plots te binnenschiet. Thuis wordt het zigeunerkind tot weinig verplicht waardoor het op school moeilijk is om hem taken te laten uitvoeren.
Een ander groot nadeel is het niet begrijpen en beheersen van de taal. Zigeunerkinderen spreken thuis meestal Frans of Duits. Hen de taal leren is dan ook heel erg moeilijk omdat er niet constant een aparte begeleiding is voor hen op de Tandem. Aangezien zigeunerkinderen vaak afwezig zijn is het moeilijk om hen hierin te doen groeien. Maar alle kleine beetjes helpen. Contacten met zigeunerouders zijn belangrijk. Op de Tandem proberen ze dan ook om de ouders zo vaak mogelijk te ontmoeten. Dit loopt niet altijd van een leien dakje maar door een samenwerking met de gemeente blijven ze dit wel doen. De belangrijkste opdracht is het begeleiden van het ombuigen van de overlevingskracht naar de verantwoordelijkheidszin. Voor de Tandem is het moeilijk om kwaliteitsvol onderwijs te bieden aan de zigeunerkinderen. Wel proberen ze om hen zo goed mogelijk te ondersteunen. In Nederland werkt men met ondersteunende activeringsprogramma’s, zoals ‘Opstapje’, ‘Opstapje opnieuw’,.. ‘Opstapje’ is een voorschools thuisprogramma voor kinderen van 2 tot 4 jaar en hun ouders. De interactie tussen ouders en kind staan hier dan ook centraal. Het kind krijgt de gelegenheid nieuwe spel- en leerervaringen op te doen. Bij ‘Opstapje opnieuw’ leren ouders hoe zij hun kinderen thuis kunnen helpen bij het leren op school. Deze projecten werken nauw samen met de peuterspeelpleinen en het basisonderwijs. (Deraeck, 2001)

Ik heb uit deze ontmoetingen met Romazigeuners heel erg veel geleerd. Ik wist heel erg weinig over hun cultuur en heb dan ook veel geleerd na mijn bezoek aan DocAtlas. Het is belangrijk dat we leren omgaan met verschillen. Verschillen vinden we overal. In andere reflectieverslagen heb ik het over bijvoorbeeld homo’s, over tieners en hier bespreek in Romazigeuners. Iedere persoon is anders en ik vind het hartverscheurend dat we nog steeds niet samen kunnen leven. Vooroordelen zorgen ervoor dat er grote afstanden ontstaan tussen elkaar waardoor contact zoeken steeds moeilijker wordt. Romazigeuners worden al jaren uitgesloten van de maatschappij. Momenteel hebben veel personen de behoefte niet om in contact te komen met hen. Dit zorgt er volgens mij voor dat zij zich nog meer uitgesloten voelen waardoor ze zich nog vijandiger zullen opstellen. Ik pleit ervoor als toekomstig GOB dat iedereen probeert om een kijkje te nemen in de leefwereld van de anderen. En dat we proberen om respect te tonen voor de verschillen die we ondervinden. Ik zal dan ook steeds proberen om iedereen hierin te stimuleren. Dit doe ook dan ook al, en al heel lang, maar zonder dat ik me hiervan bewust was. Ik vertel mijn broertjes en zusjes over de verschillen die er zijn tussen alle mensen en dat we deze moeten respecteren. Er is niet één goede manier van leven of van handelen. Het is belangrijk te kijken naar jezelf en naar je omgeving zonder vooroordelen. Iedereen verdient het om gelukkig te zijn en om zichzelf te ontplooien naar de persoon die we zelf willen zijn.

Bronnen
Deraeck, G. (2001) Zigeuners in ons midden. Budel: Uitgeverij DAMON.

Wat heb ik geleerd tijdens mijn tweedejaarsstage?

27 mei

Ik heb stage gedaan in de Tandem, een lagere school in Mortsel. Als ik eerlijk ben keek ik er enorm tegenop om hieraan te starten. Ik had geen zin in lange dagen, in verantwoordelijkheid te nemen tegenover deze kinderen en om me elke dag in te zetten voor school. Gelukkig kreeg ik mijn eerste keuze en was ik ook wel benieuwd naar wat me te wachten stond. Mijn stagebegeleidster was An, ik kende haar al voordien aangezien ik in Mortsel woon. Ik vond het best vreemd om haar als mijn begeleidster te krijgen. Ik dacht soms dat ze me anders zou behandelen of beoordelen dan wanneer ze me niet zou kennen. Een ander punt was dat mijn zus op de Tandem zit en ik dus bang was dat zij mij constant zou opzoeken en me in lastige situaties zou brengen. Voordien werd aangegeven dat ik op een zeer deontologische manier zou moeten omgaan met de informatie die ik zou verkrijgen gedurende deze stage. Ik was bang dat mijn zus hierdoor voor moeilijkheden zou zorgen.

Ik voelde me al snel goed bij de Tandem. Ik was niet de enige studente van Plantijn Hogeschool, ook Zoë deed haar tweedejaarsstage hier. We wisten niet goed wat we konden verwachten. We werden vaak alleen gelaten waardoor het voor ons verwarrend was wat we al dan niet konden en mochten doen. Al snel werd ons duidelijk gemaakt dat we onze eigen planning zouden moeten maken. Ik vond dit een moeilijke opdracht aangezien ik met alle leerkrachten contact zou moeten opnemen om zo tot een schema te komen waarin ik zoveel mogelijk kinderen hulp zou kunnen geven. Na enkele dagen lukte het me om een volle planning te maken. Ik heb hier uit geleerd dat het belangrijk is om initiatief te nemen. Als ik naar mezelf kijk voor de stage, zie ik dat hier enorm in gegroeid ben. Voordien liet ik alles op me af komen en haalde hier ook voldoende voldoening uit. Deze stageplek heeft me geleerd om initiatief te nemen en om zelfstandig te werken. Toen mijn planning gemaakt was, kon ik verder met de volgende stap. Ik zou verschillende kinderen moeten helpen bij het aanleren van bepaalde rekensommen, met het splitsen van woorden, .. Op onze school leren wij niet hoe we op een didactische manier dit aan anderen kunnen aanleren. Het kostte mij en Zoë veel moeite om dit onszelf op zo’n korte periode dit aan te leren. An ondersteunde ons hierin, maar ook zij had het heel erg druk waardoor we vaak aan opzoekwerk moesten doen. Ook hier was het belangrijk om zelfstandig te werken maar ook hielpen Zoë en ik elkaar hierbij. Hierdoor leerde we in groepsverband werken, zowel met elkaar, als met alle leerkrachten van de hele school.
Mijn taken bestonden erin om zowel individuele- als groepsbegeleiding te geven aan kinderen van het eerste tot het zesde leerjaar. Ik was heel erg zenuwachtig omdat ik voordien nog nooit stage had gedaan, enkel de inleefweek tijdens mijn eerste jaar aan Plantijn Hogeschool. Ik was voornamelijk bang dat de kinderen me niet zouden zien als een stagiaire maar als één van hen. De individuele begeleiding of begeleiding in kleine groepjes lukte me al snel heel goed. Ikzelf ben de oudste van vijf kinderen thuis dus ik ben het gewend om af en toe de leiding te nemen over een kleine groep. De leiding nemen over een grote groep maakte me toch onzeker. Elke maandagochtend gaf ik typeles aan het zesde leerjaar. De eerste keer was ik enorm zenuwachtig omdat ik niet wist wat ik kon verwachten. Mijn zus Jade zit ook in deze klas, wat me nog een tikkeltje zenuwachtiger maakte. Al snel viel het me op dat de kinderen wel degelijk naar me luisterde, ik schrok hiervan en had veel meer weerstand verwacht. De weken die volgde had ik ook het gevoel dat in de klas in hand had. Ik durfde stapje voor stapje mijn stem te verheffen en durfde sommigen kinderen ook harder aan te pakken wanneer ze de anderen stoorden. Ik ben enorm van mezelf geschrokken dat ik me zo opstelde tegenover deze zesdejaars. Ik straalde gezag uit dat geaccepteerd werd. Tijdens mijn eindevaluatie vertelde An me dat ik hier in gegroeid ben en dat ik het heel erg goed gedaan had. Het is volgens haar niet gemakkelijk om als tweedejaarsstudente voor zo’n grote groep te staan.

Mijn eindevaluatie verliep bijna vlekkeloos. Het enige werkpunt dat ik meekreeg is dat ik nog kritischer mag zijn. Dit werkpunt kreeg ik vorig jaar na mijn inleefweek ook mee. Ik vind het inderdaad enorm moeilijk om kritisch te kijken naar een voorziening wanneer ik in een positie zit als stagiaire. Ik ben er me van bewust dat het belangrijk is om de wereld kritisch te bekijken, dus ook voorzieningen. Maar toch houdt iets me tegen waardoor ik hierover niet in communicatie ga met mijn begeleiders. Ik voel me snel vervelend overkomen wanneer ik sommige onderdelen van hun werking in vraag stel. Ik wil niet als een betweter overkomen. Wel heb ik gemerkt dat ik veel vlakken enorm ben gegroeid zoals zelfstandig werken, werken in teamverband, leiding nemen,.. Het is belangrijk dat ik tijdens mijn derdejaars stage probeer om de voorziening kritisch te bekijken. Hoogstwaarschijnlijk zal ik stage lopen bij Habbekrats. Een voorziening voor jeugdwerk waarbij er veel activiteiten georganiseerd dienen te worden. Ik heb voor deze voorziening gekozen omdat ik denk dat ik hier veel zal leren en zal leren om kritisch te zijn tegenover alles en iedereen. Ik heb bij vrienden rondgehoord en merkte al snel dat je stevig in je schoenen dient te staan om hier stage te doen. Vorig jaar zou ik deze stageplaats nooit hebben durven te kiezen. Maar doorheen het tweedejaars in de Plantijn Hogeschool merk ik dat ik gegroeid ben als persoon en durf ik sneller uitdagingen aan te nemen. Ik kijk er alvast naar uit om hierin te groeien, zowel voor mezelf als persoon als toekomstige GOB. Mijn stage tijdens de Tandem heeft me veel bijgeleerd en laat me overwegen om na het behalen van mijn bachelor Orthopedagogie bij te studeren om eventueel in het onderwijs verder te gaan.

Schoonheid: voordeel?

13 mei

Vandaag las ik in de Gazet Van Antwerpen dat veel tienermeisjes onder de indruk zijn van het uiterlijk van Dzhokhar Tsarnaev. Deze 19-jarige jongeman is de jongste dader van de bomaanslag tijdens de marathon in Boston. Het gaat zo ver dat deze meisjes zelfs tweets van hem op zichzelf laten tatoeëren. Op facebook heeft Jahar, het koosnaampje van Dzhokhar Tsarnaev, al meer dan 8000 likes. Zijn oudste broer Tamerlan Tsarnaev werd gedood tijdens een klopjacht. Dzhokhar zit ondertussen in de cel. Toen ik dit artikel las schrok ik enorm. Deze jongeman heeft ernstige feiten gepleegd maar werd aanbeden door hopen tienermeisjes omwille van zijn uiterlijk. Zijn uiterlijk zorgt ervoor dat velen niet geloven dat hij schuldig is.

In het secundair onderwijs volgde in humane wetenschappen. We leerden over hoe mooie personen veel meer kansen krijgen dan andere,die volgens de westerse maatschappelijk schoonheidsidealen, minder mooie personen. Succes wordt mede bepaald door schoonheid. Volgens Wolf Peppmeier draait het allemaal om zelfvertrouwen en uitstraling. Iedereen kent het type persoon waar ik naar refereer wel. Mannen en vrouwen vol zelfvertrouwen waardoor je jezelf al snel klein zal gaan voelen. Ook lijkt het steeds dat zij veel meer geluk hebben in het alledaagse leven. Hoe komt dit toch? Peppmeier zegt dat dit komt omdat deze personen graag doen wat ze doen. Zij gebruiken hun kwaliteiten en talenten ten volste. Wat blijkt is dat niet alleen kennis belangrijk is, maar ook emotionele waarden. Je mag dan nog over zoveel kennis beschikken, de manier waarop je deze overbrengt is belangrijk. Personen met uitstraling en zelfvertrouwen laten vanbuiten zien wie ze vanbinnen zijn. Vaak zijn zij dan ook zelfbewust en voelen zich goed in hun vel. (Peppmeier, z.j.)

Toen ik deze bundel las viel het me op dat ik hem hier niet volledig in kan volgen. Vaak heb ik het gevoel dat mensen vol zelfvertrouwen een rolletje spelen. Dat zij zichzelf juist niet durven tonen. Peppmeier haalt emotionele waarden aan. (Peppmeier, z.j.) Hierin kan ik hem helemaal volgen. Vaak is het zo dat iemand over heel erg veel kennis beschikt maar deze niet weet te communiceren met zijn omgeving. Personen met veel zelfvertrouwen weten perfect hoe dit moet. Ik ging opzoek naar een andere verklaring waar ik mezelf meer in kan vinden. Volgens Arbeidspsycholoog Rutger Kappe van de Vrije Universiteit van Amsterdam wordt succes bepaalt door motivatie, zelfdiscipline en doorzettingsvermogen. Volgens Kappe bepalen je karaktertrekken hoe succesvol je al dan niet wordt. Zo is doorzettingsvermogen wel 5 maal belangrijker dan je intelligentie. Organisatievermogen en motivatie zijn ook doorslaggevende factoren. (Kappe, 2011)

Deze twee invalshoeken over het bepalen of je al dan niet succesvol wordt geven een duidelijk kader waarin ik me kan vinden. Bij sommige aspecten kan ik volledig aansluiten, bij anderen niet. Ik heb gemerkt bij vrienden en familie dat bovenstaande informatie van groot belang is maar dat uiterlijk ook belangrijker is dan men doet uitblijken. Uit het artikel uit Gazet van Antwerpen blijkt dat dit wel degelijk een zeer belangrijke rol speelt. Met je uiterlijk kan je mensen bekoren, zeker personen van het andere geslacht. Een stralende glimlach en sprekende ogen zorgen voor een goede indruk waar veel mensen vertrouwen in krijgen.

Als toekomst GOB is het belangrijk dat je hiermee rekening houdt. Vaak zullen er personen zijn waar je mee werkt die beschikken over al dan niet een aantrekkelijk uiterlijk. Het is belangrijk om je bewust te zijn dat uiterlijk niet bepaalt of iemand over veel kennis of goede ideeën beschikt. De ballon doorprikken en iedereen evenveel kansen geven is heel belangrijk. Ook is het belangrijk om te weten dat anderen je zullen beoordelen op je uiterlijk en dat je soms meer moeite zal moeten doen als anderen. Voor jezelf spreken en voor jezelf opkomen is noodzakelijk. In onze westerse maatschappij is uiterlijk van groot belang. Het schoonheidsideaal wordt grotendeels bepaald door computerprogramma’s als photoshop. Ik zou heel erg graag jongeren bewust willen maken van deze grote leugens die heersen. Jonge meisjes willen steeds slanker zijn en jongens meer gespierd. Ik vind het triestig dat uiterlijk zo’n grote invloed speelt. Ik hoop dat ik mijn kinderen zal kunnen opvoeden in een omgeving waar deze factoren niet zo’n grote rol spelen. Ik zal dan ook steeds proberen om als toekomstig GOB hier rekening mee te houden.

Bronnen

http://xyofeinstein.wordpress.com/2011/12/02/wat-bepaalt-succes-intelligentie-zelfdiscimpline-doorzettingsvermogen-of-motivatie/. Geraadpleegd op 11 mei 2013.

http://www.succesboeken.be/Inkijken/9789055991792.pdf; Geraadpleegd op 11 mei 2013.

Depressie bij jongeren

7 mei

Toen ik 17 jaar was heb ik een hele moeilijke periode doorgemaakt. Ik zat toen in het zesde middelbaar en voelde me door niemand begrepen. Omdat ik me zo onzeker voelde probeerde ik door minder te eten en meer te sporten mijn zelfvertrouwen op te krikken. Dit lukte een tijdje maar liep al snel uit de hand. Ik kreeg hierdoor problemen met eten en verloor al snel heel veel kilo’s. Mijn moeder en vriend vonden dat het niet meer zo verder konden en hielpen me terug om gezond te eten. Sinds het verlaten van het secundair onderwijs en het terug onder controle houden van mijn eetgewoontes voelde ik me terug beter. Ik startte met de opleiding Orthopedagogie en sindsdien voelde ik me steeds beter. Ik heb momenteel een broer van 18 jaar en een zus van 17 jaar. Eén jaar geleden voelde mijn broer zich ook heel erg slecht. Het hele gezin voelde dat er iets scheelde maar het lukte ons niet om met hem hierover een gesprek te voeren. Na enkele maanden kwam aan het licht dat hij homo bleek te zijn (zie reflectieverslag HOMO/HOLEBI/HETERO). Al die tijd voordien moet het voor hem verschrikkelijk zijn geweest. Echter bleven zijn depressieve gevoelens hem nog een tijdje achtervolgen, totdat ook hij aan het hoger onderwijs startte. Nu merk ik dat mijn zus zich ook anders begint te gedragen. Ook zij kwam enkele weken geleden bij onze moeder vertellen dat nu ook zij zich heel erg slecht in haar voelt. Niemand in ons gezin had verwacht dat ook zij veel problemen zou ondervinden. Ik vraag me af of deze gevoelens die wij ondervinden of ondervonden enkel te maken hadden met factoren uit onze gezinssituatie of dat er nog meer jongeren met deze problemen kampen in dezelfde leeftijdfase. En hoe komt het dat het buitenstaanders zo moeilijk is om met hen hierover te praten? 

Dit weekend las ik in De Morgen een artikel over depressie bij jongeren tussen twaalf en achttien jaar. Hierin stond geschreven dat één op drie jongeren zich niet goed in zijn vel voelt. Toch is hier heel weinig over geweten. Dit komt omdat jongeren niet over hun emoties praten en hierdoor de diagnose moeilijk vast te stellen is. Harde cijfers geven weer dat vijf tot zeven procent van deze leeftijdcategorie een ernstig depressieve periode meemaakt en zeven op tien hiervan een zelfmoordpoging onderneemt. Zondag 28 april stapte een dertienjarige nog uit het leven. Aurora Boulard is psychologe en houdt zich al jaren bezig met de factoren die depressie bij jongeren in de hand werken. Zij vertelt dat jongeren niet vertellen over hun emoties, wat logisch is omdat zij zich nog niet bewust zijn van wat er allemaal in hun lichaam omgaat of hoe ze deze moeten verwoorden. Ook zijn het de symptomen anders. Zo is er bij twaalfjarige voornamelijk sprake van somatische klachten zoals hoofdpijn. Later rond de leeftijd van veertien of vijftien jaar zien we dat jongeren opvliegend zijn. Vanaf 18 jaar voelen jongeren zich neerslachtig. Oorzaken kunnen we in de eerste plaats vinden bij moeilijke momenten. In deze periodes zijn jongeren veel kwetsbaarder. Dit kan bijvoorbeeld een situatie thuis zijn, het verliezen van een ouder of problemen op school. Wat ook heel erg belangrijk is zijn de zwaarte van vriendschappen. Een positieve vriendschap heeft een goed effect op de zelfverzekerdheid en op de sociale adaptatie van het kind. Een negatieve vriendschap doet het tegenovergestelde. Het tijdstip waarop een kind start aan de puberteit heeft ook een belangrijke invloed. Later of vroeger als leeftijdsgenootjes zorgt voor een negatief zelfbeeld en problemen. Als laatste haalt Boulard het Titanicsyndroom aan. Kleine problemen kunnen aanleiding geven voor een depressie bij jongeren. Net zoals bij de Titanic waarbij het water langzaam de boot vulde maar uiteindelijk zonk en een hele drama met zich meebracht. Het is belangrijk om tijdig in te grijpen en bijvoorbeeld slechte resultaten van school op te vangen. Dit zowel voor ouders als voor de school van de jongere want klasgenoten hebben een veel beter zicht op wie het moeilijk heeft en wie er extra hulp kan gebruiken. (FVG, 4 mei 2013) 

Na het lezen van dit artikel valt het me op dat veel jongeren met dezelfde problemen kampen. Groot worden is niet vanzelfsprekend en zorgt vaak voor veel negatieve gevoelens. Je lichaam dat verandert, keuzes die je moet maken of moeilijke situaties thuis kunnen ervoor zorgen dat een jongere zich slecht in zijn vel voelt. Iedere persoon is anders en zal dan ook op een andere manier op zulke situaties reageren. 

Als oudste dochter in mijn gezin en als toekomstig GOB vind ik het belangrijk dat ik andere jongeren wil duidelijk maken dat ik er steeds voor hen ben. Dat zij steeds met mij kunnen praten over hun gevoelens en dat ik hen hierover niet zal vooroordelen. Ik heb voor dezelfde moeilijkheden gestaan en begrijp dat het heel lastig is om over je gevoelens te communiceren. Ik heb nog een zusje van 11 jaar en een broertje van 5 jaar. Ik ben er me van bewust dat ik oplettend zal zijn gedurende hun puberteit en merk dat ik mijn zus vaak in het oog hou. Ik geef haar vaak aan dat ze steeds bij mij terecht kan. Ook doe ik dit met mijn broertje. Tijdens de stage viel me dit ook op. Met een meisje uit het zesde leerjaar heb ik een goede band opgebouwd. Aangezien zij Romazigeuner is en al enkele keren is blijven zitten zit zij in dezelfde categorie waarover dit artikel ging. Ik merkte tijdens mijn stage (als zorgjuf op de Tandem) dat de oudste kinderen mijn aandacht trokken. Ik vind jongeren tussen 12 en 18 jaar een zeer boeiende doelgroep waar ik volgende jaar heel erg graag mijn stage bij zou willen doen. Jongeren worden tijdens deze periode van hun leven vaak als lastposten aanzien door de maatschappij. Ik bekijk hen als krachtige personen die opzoek zijn naar zichzelf. Deze zoektocht verloopt echter heel erg moeilijk en zij lopen dan ook vaak met hun gezicht tegen de muur waardoor ze zich soms zullen afzetten tegen de heersende regels of cultuur. Er zijn voor deze jongeren en hen met respect behandelen is een taak van de maatschappij die door velen niet wordt uitgevoerd. Daarom is het heel erg belangrijk dat toekomstige GOB’s jongeren zo goed mogelijk ondersteunen.

FVG. (2013) Vijf tot zeven procent van jongeren zwaar depressief. De Morgen. De Persgroep Publishing: Brussel.

 

HOMO/HOLEBI/HETERO

7 mei

Sinds één jaar is het bekend dat mijn broer homo is. De reacties hierop waren heel verschillend maar over het algemeen heel erg positief. Velen hadden dit niet verwacht maar reageerden op een goede manier. Sindsdien gaat het heel goed met hem. Vanaf dat ik dit wist ga ik op een heel andere manier om met homo’s. Zo zal ik nu veel sneller contact zoeken met hen. Nu nog zoek ik naar goede manieren om met dit onderwerp om te gaan. Voor homo’s of holebi’s is het vaak heel moeilijk om zichzelf te outen. Dit omdat het nog steeds een taboe is om anders te zijn dan de anderen. Voor het vak BSCC moesten we een keuze maken uit verschillende folders om een taak over te maken. Ik koos voor ‘Uit de kast, werkt beter’. Een folder die de lezer bewust maakt over holebi’s binnen je bedrijf en test hoe holebivriendelijk jouw bedrijf al dan niet is. Na het lezen van deze folder kwam ik tot het besluit dat holebi zijn nog steeds een groter taboe is dan ik dacht.(Holebifederatie vzw, 2008)

Sinds 1 juni 2003 is het mogelijk in Belgie voor personen van hetzelfde geslacht om te trouwen. Dit huwelijk staat gelijk aan een huwelijk van personen van een verschillend geslacht. Zowel het erfrecht, de belastingsaangifte of een echtscheidingsprocedure, alles is hetzelfde. (Het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, z.j.). Ik vind het verschrikkelijk dat het nog maar tien jaar mogelijk is voor holebi’s om te trouwen. Het idee dat dit nu nog niet mogelijk zou zijn maakt me heel erg bang voor de mensheid en de maatschappij. In veel landen is de situatie nog steeds schrijnend en mogen holebi’s in Belgie zich gelukkig prijzen. Toch merk ik dat mijn broer vaak nadelen ervaart. Homo zijn wil zeggen dat je deel uit maakt van een minderheidsgroep. Minderheidsgroepen worden in onze samenleving vaak uitgesloten. Dit omdat personen bang zijn van het onbekende. Deze mentaliteit maakt me heel erg verdrietig. Vanuit onze opvoeding hebben wij meegekregen dat het belangrijk is om iedereen een kans te geven. Groot, klein, dik, dun, zwart, blank, homo, oud, jong,.. Het maakt allemaal niet uit. Mij lijkt het dat velen dit niet mee hebben gekregen en dat maakt me bang voor de toekomst. In Frankrijk is het sinds 10 april 2013 ook mogelijk voor homo’s om te trouwen. Dit na een strijd van maanden. Eindelijk is het mogelijk een Pacte civil de solidarité” (Pacs) te sluiten. Vooral het adoptierecht waar nog gestemd over dient te worden, zorgde al voor veel controverse. (De Standaard, 2013 ) Ik wist niet dat tot vorige maand het voor homo’s in Frankrijk nog niet mogelijk was om te trouwen. Voor dat ik wist dat mijn broer homo was was het voor mij vanzelfsprekend om iedereen te aanvaarden hoe hij of zij was en ik dacht dat dit ook het heersende beeld voor velen was. Dit bleek dus een grote vergissing te zijn.

Wat ik geleerd heb het afgelopen jaar is om op een andere manier om te gaan met iedereen wanneer het over relaties gaat. Vroeger stelde ik bijvoorbeeld aan een vrouw de vraag of zij een vriend had. Uit mijn vraag bleek dus dat ik er vanuit ging dat zij hetero zou zijn. Voor deze persoon moet het dan heel erg lastig zijn om te vertellen dat zij een vriendin heeft. Een betere vraag zou zijn: ‘En heeft u een partner?’ of ‘En, een lief?’. Deze vragen geven de gesprekspartner de ruimte om de vraag op een gepaste manier te beantwoorden. Vroeger kende ik ook niet veel personen die holebi zijn. Nu kom ik vaker in contact met hen. Ik ben hierdoor gegroeid als persoon en ben hier nog steeds actief mee bezig. Enkele weken geleden werd een lange relatie verbroken van mijn broer en zijn vriend. Die periode kwamen er veel vrienden van hem bij ons op bezoek. Vaak maakte ik dan ook een praatje met zijn vrienden. Ook vertelde ze mij over hun ervaringen over hoe zij bijvoorbeeld zichzelf geout hebben. Veel van mijn broer’s vrienden hebben een moeilijke periode achter de rug van ongeloof voor zichzelf, vrienden en familie. Een lange strijd om terug een goed zelfbeeld te krijgen. Ik vind het heel knap dat zij zichzelf hebben kunnen outen en voor zichzelf zijn opgekomen. Ik denk dat nog heel erg veel personen hiervan kunnen leren. Ook ikzelf. Zeker als toekomstig GOB. Rekening houden met alle verschillen die je mogelijk tegen kan komen.

Bronnen

Holebifederatie vzw, (2008). Uit de kast, werkt beter. Hoe holebivriendelijk is jouw bedrijf? Y. Aerts: Gent.

 

http://www.belgium.be/nl/familie/koppel/huwelijk/homohuwelijk/. Geraadpleegd op 2 mei 2013.

 

De Standaard, (2013). Frans Senaat keurt eerst artikel homohuwelijk goed. Geraadpleegd op 2 mei 2013 via http://www.standaard.be/cnt/DMF20130410_00535403 

Optimist of pessimist

7 mei

Deze week hebben we tijdens leergroep een oefening gedaan om te testen of we optimistisch of pessimistisch ingesteld zijn. Tijdens deze oefening werden verschillende stellingen aangehaald. Aan de ene kant van het klaslokaal lag een blaadje met pessimist, aan de andere kant een blaadje met optimist op geschreven. Je eigen mening bracht je dan naar de ene of de andere kant van het klaslokaal waar optimisten of pessimisten verzamelden. Wanneer je mening hierover verdeeld was kon je bijvoorbeeld gewoon in het midden blijven staan. Een voorbeeld van een stelling was: ‘Geloof je in de ware liefde, dat je hem/haar zal tegenkomen’. De meningen waren hierover verspreid en er werd hierover gesproken. Het was boeiend om de anderen hun mening te horen. Vaak schrok ik van sommige personen hun reacties maar het was heel erg leerrijk.

Na de leergroep kregen we nog enkele teksten waarover we konden reflecteren. Ik heb deze teksten gelezen en wat ik hier vooral uit heb onthouden is dat pessimisten nergens verbetering in kunnen zien. Zelfs zelfmoord zou geen einde betekenen van het lijden. Dit vond ik opmerkelijk. Mijn gedachten over zelfmoord voordien waren totaal verschillend. Ik dacht er niet over na dat optimisten zelfmoord zouden plegen. Maar na de tekst gelezen te hebben kan ik me hier wel in vinden. Optimisten geloven in verbetering, dat we moeten blijven geloven in de toekomst. Wanneer echter blijkt dat het moeilijk is om dit te realiseren, stapt men uit het leven. Voor pessimisten staat het feit vast dat het lijden onveranderlijk is en dat het ook niet kan veranderen. 

In de tekst staan enkele manieren om optimist te zijn. Allereerst staat er om conventieel te zijn. Het moeilijke hieraan vind ik om dit te delen met anderen. Ik vind van mezelf dat ik een kritische blik heb op de maatschappij en de werking hiervan. Ik denk hier vaak over na en neem dingen niet zomaar aan. Ik deel deze gedachten met mijn familie en voornamelijk met mijn vriend Ewout. Hij doet net hetzelfde en stimuleert me ook in het kritisch bekijken van de maatschappij. Als tweede manier wordt aangehaald dat het belangrijk is om af en toe deuren en ramen te sluiten. Pessimisten zoeken vaak naar manieren om hun negatieve gedachten te bekrachtigen. Zij zijn dan niet snel geneigd om zich af te sluiten van de buitenwereld. Wanneer je af en toe tijd maakt om bijvoorbeeld een goed boek te lezen zal je niet constant geconfronteerd worden met het negativisme dat we vaak terugvinden. Genieten van kleine dingen die plezier geven geeft enorm veel energie voor optimisten. Bij deze manier sluit ik me volledig aan. Vaak merk ik dat personen in alles het slechte zien. Het blijkt nooit goed te gaan. Ik vind het heel belangrijk om je af en toe af te zonderen, om alleen te zijn met je gedachten. Een moment voor jezelf, waar je kan doen wat je wil. Een derde manier is om je op te trekken aan goede voorbeelden. In de media en geschiedenis worden negatieve gebeurtenissen benadrukt terwijl positieve wendingen amper aandacht krijgen. Het is belangrijk om je bewust te zijn van het goede dat we nog steeds vinden in onze maatschappij. Als laatste wordt vermeld dat het belangrijk is om zelf in actie te schieten. Optimisten geloven in de verbetering en zullen hun steentje hier dan ook aan bijdragen. Ikzelf vind het ook belangrijk om in actie te schieten wanneer je ontevreden bent. Ik heb geleerd door mijn opvoeding dat alles kan, je kan alles bereiken. Ik geloof hier nog steeds in, hoeveel tegenslagen ik al ben tegengekomen. Geloven in de toekomst en in je eigen handelen is belangrijk en noodzakelijk.

Ikzelf neig eerder naar optimisme maar ga hier wel voorzichtig mee om. Vaak betrap ik mezelf ook op pessimistische gedachten maar deze probeer ik dan steeds kwijt te geraken door hier bijvoorbeeld iets aan te doen. In mijn persoonlijke leven ben ik optimistisch en geloof ik in de mogelijkheid om mijn eigen leven te verbeteren. Niets lijkt onmogelijk en ik probeer hierdoor ook anderen te stimuleren om hetzelfde te denken of handelen als ikzelf. Wanneer ik de wereld bekijk ben ik eerder pessimistisch omdat ik bang ben dat het heel moeilijk is om grote veranderingen te doen plaatsvinden. Ik krijg het gevoel dat personen hun leven leiden zoals het voor hen is vooropgesteld. Allereerst wordt school afgemaakt, vinden ze een partner (waar later blijkt dat hij/zij niet gelukkig mee is) , kopen ze een hondje en maken enkele reizen waarna er kindjes volgen. Ik zie dit patroon heel erg vaak verschijnen en krijg vaak het gevoel dat deze personen niet doen wat zij al dan niet zouden willen doen. Het leven lijkt vaak voorgeschreven omdat we beperkt zijn in ons handelen of omdat we moeten voldoen aan voorwaarden vooraleer we dit kunnen doen. Vaak kunnen we dromen niet waarmaken omdat we hiervoor geld moeten verdienen of omdat we niet toegelaten worden om ze na te streven. Ik ben soms bang dat dit mij ook zal overkomen en dat ik mijn dromen zal laten varen om zo maar in te passen in de maatschappij, zoals zij het wil. Ik zal steeds proberen om dit niet te doen en om voor mezelf na te denken wat ik wil. 

Als toekomstig GOB is het belangrijk om kritisch te zijn aangezien we constant in contact komen met andere personen. Het is noodzakelijk om te blijven toetsen of we al dan niet goed handelen. We zijn immers belangrijke figuren voor anderen, die ook hun dromen en wensen hebben. Als toekomstig GOB is het ook belangrijk volgens mij om optimistisch na te kunnen denken. Wanneer we te realistisch zouden nadenken over sommigen doelgroepen zoals bijvoorbeeld personen met een ernstige mentale handicap zou het niet mogelijk zijn om deze job uit te voeren. Geloven in de verbetering van eigen handelen en dat van anderen om zo tot een mooiere toekomst en resultaat te komen.  

Reflectieverslag: De Dood

2 mei

Gisteren kreeg ik het verschrikkelijke nieuws dat mijn grootvader gestorven is. Plots, op maandagochtend stapte hij uit de auto en viel neer. Enkele weken geleden is mijn grootmoeder doof geworden door haar suikerziekte. Voke, mijn grootvader, zei nog iets tegen moeke, mijn grootmoeder, maar zij kon hem niet verstaan. Ze kon hem dus ook niet helpen. De laatste woorden van mijn voke zijn niet gehoord. Het doet me verschrikkelijk veel pijn om hem te verliezen. Hij was een voorbeeldfiguur voor me en voor velen uit onze familie.

Het was maandagochtend en ik moest voor de allereerste keer heel vroeg werken. Toen ze me vroegen om nog twee uurtjes langer te blijven, tot 17u, belde ik mijn moeder om eventjes te vragen of dat goed was voor haar. Ik belde haar maar merkte meteen dat er iets scheelde. Ze zei: “Kom maar naar huis, Saartje.” Ik vertrok zo snel als ik kon maar moest nog 30 minuten wachten tot de bus zou komen. Ik voelde me misselijk van onwetendheid en bedacht verschillende scenario’s wat er mogelijk gebeurd zou kunnen zijn. Ik kon het niet houden en stuurde mijn moeder een smsje en vertelde hierin dat ik me niet goed voelde, dit na ons telefoongesprek. Mijn moeder belde me meteen op en zei me dat er niets met mijn gezin gebeurd was. Ik dacht meteen aan mijn moeke aangezien ze de laatste weken erg achteruit gegaan was. De gedachte dat er iets met mijn voke gebeurd zou zijn maakte me nog misselijker maar ik hield me sterk en nam de bus naar huis. Toen ik thuis aankwam en ik de rode ogen zag van mijn twee kleine zussen wist ik meteen dat er iemand gestorven was. Mijn moeder zei: ‘Voke,..’. Meteen barstte ik in tranen uit. Ik voelde me misselijk en trilde helemaal. Ik kon het niet geloven. Ik hield me steeds voor dat ik nog voldoende tijd zou hebben om hem te vertellen dat hij een hele goede grootvader is geweest. Die tijd is ons afgenomen. Kostbare tijd.

Ik merkte meteen dat iedereen anders op het nieuws reageerde. Mijn zus van 17 jaar en broer van 18 jaar reageerden op een gelijke wijze als ikzelf. Mijn zus van 11 jaar reageerde op een heel andere manier. Ik snapte het niet goed. Ze begon verschillende cakes te bakken en zong heel luid liedjes door het hele huis. Ik schrok enorm van haar reactie en wist niet goed hoe ik hierop zou kunnen reageren. Het maakte me boos en dit merkte mijn zus ook. Na enkele dagen zei ik tegen haar: ‘Ik wil nu geen cake, ik wil geen muziek, ik wil gewoon verdrietig zijn!’. Ze schrok enorm van mijn reactie en reageerde op een even boze manier als ik dat deed. ‘Ik ben toch ook verdrietig, gij gaat mij toch ni zeggen dat ik ni verdrietig ben! Komaaan he!’. Ik vond het heel jammer dat we ruzie maakten maar zonderde me af. Mijn moeder heeft enkele boeken over hoe om te gaan met verlies en ik vond het heel erg nuttig om hier wat in op te zoeken omdat ik niet snapte wat er gebeurde.

In ‘Helpen bij verlies en verdriet’ van Manu Keirse staat geschreven hoe je anderen mogelijk zou kunnen helpen bij verlies. Ik vond al snel veel interessante thema’s die ik kon linken aan mijn situatie. Kinderen reageren anders, dit allereerst omdat volwassenen reeds ontwikkeld zijn op verschillende vlakken, verlies kan ervoor zorgen dat de ontwikkeling van een kind verstoord geraakt. De taal is bijvoorbeeld vaak nog niet voldoende ontwikkeld waardoor er misverstanden kunnen ontstaan. Vaak wordt gezegd dat je een persoon verliest. Kinderen nemen deze uitspraken zeer letterlijk en denken dan dat het nog steeds mogelijk is om hen terug te vinden. Niet enkel de capaciteit om te verstaan is belangrijk, ieder kind dat in staat is om van iemand te houden zal dan ook rouwen. Alleen is het voor (jonge) kinderen moeilijk om deze gevoelens te verwoorden. Vaak gebeurd het dat kinderen pas na enkele weken of maanden beginnen rouwen. Allereerst moet voldaan worden aan hun fysische en psychische veiligheid. Zo kan het bijvoorbeeld zijn dat een kind vragen stelt zoals bijvoorbeeld: ‘Wie komt mij halen maandagochtend om naar school te gaan?’. Kinderen zullen rouwen wanneer ze zich veilig voelen. Een andere belangrijke factor voor het niet begrijpen van het rouwgedrag van kinderen is dat personen vaak zelf in een rouwperiode zitten, ikzelf dus ook. Hierdoor kan je het gedrag van kinderen, broertjes of zusjes, anders gaan interpreteren. (Keirse, 2003)

Na enkele fragmenten uit het boek te lezen kwam ik tot het besef dat mijn zus nog steeds een kind is en dat er grote verschillen bestaan tussen ons. Ik vond het jammer dat ik op een boze manier op haar gereageerd had. Ik zat met mijn eigen verdriet maar heb haar hiermee waarschijnlijk nog verdrietiger gemaakt. Het is belangrijk dat ik de volgende keer stil sta bij haar gevoelens maar me ook bewust ben van de mijne. Ik merk dat ik haar vaak al als volwassene behandel, maar dat is niet zo. Het is belangrijk dat zij nog steeds als kind kan gedragen.

Als toekomstige GOB is het belangrijk om op een bewuste manier om te gaan met gevoelens van anderen maar ook met eigen gevoelens. Iedereen reageert anders maar geen enkele manier is slecht of minder goed. Rouwen is een proces waarbij je baas moet blijven over je eigen lichaam en gedachtegang. Wat ik belangrijk vind is dat je een persoon de kans moet geven om te rouwen en hem hier tijd voor dient te geven. Hem of haar duidelijk maken dat je er bent voor deze persoon maar hem of haar niets opdringen.

De dood van mijn grootvader heeft doet me stilstaan bij verschillende onderwerpen van het leven. Zo plots kan je een belangrijke persoon verliezen. Zo plots kan je alles verliezen.

Keirse, M. (2003) Helpen bij verlies en verdriet. Drukkerij Lannoo nv: Tielt.

Reflectieverslag ‘Illuminatie’

7 dec

Mijn vriend Ewout kwam enkele weken met een heel straf verhaal over de ‘Illuminatie’. De Illuminatie is een aanduiding voor geheime historische genootschappen. We vinden deze al ver terug in onze geschiedenis. Vandaag de dag vinden we deze benaming terug in vele complottheorieën. Deze zouden aanwezig zijn in ons dagelijkse leven maar velen van ons zijn zich daar niet van bewust. De Illuminatie zou ons aanzetten tot veel gedrag, dit door geheime boodschappen in de media uit te zenden. Al enkele weken is Ewout bezig met het ontleden van deze theorie over de werkelijkheid. Hij vertelt me telkens wanneer hij weer nieuwe dingen ontdekt heeft en laat me veel filmpjes zien. Hierdoor ben ik beginnen nadenken over alles wat rond me heen gebeurd. Wat bepaalt rond ons hoe we ons gedragen? Zijn we slaven van de maatschappij? Bestaat democratie wel? Mijn hele gedachtegang rond mijn eigen leven en datgene van anderen is helemaal uit balans. Soms weet ik niet meer wat ik moet geloven en wat wel. Toen Ewout me in het begin vertelde over de ‘Illuminatie’ stond ik hier zeer kritisch tegenover. Naarmate ik meer filmpjes bekeek zag ik toch dat in verschillende boodschappen in de media het lijkt alsof er steeds dezelfde signalen worden uitgezonden.

 
Steeds gedurende de mensheid werd er gezocht naar verklaringen achter gebeurtenissen die men niet kon verklaren. Hierdoor ontstond het idee van een God, dit gaf rust en hoop bij de mens. Naarmate de mens hier onderzoek naar begon te doen, kwam men tot de conclusie dat deze gebeurtenissen te verklaren waren en gaf men hier een wetenschappelijke uitleg aan. Deze verklaring wordt aangenomen juist te zijn en men geloofd dat de wetenschap het bij het juiste einde heeft. Maar wat als dit nu niet is? We denken steeds vrij te zijn en een inkijk te hebben in ons eigen gedrag, het gedrag van anderen en onze omgeving. Maar zullen we ooit echt weten wat er in de hoofden van anderen speelt en wat ons eigen gedrag bepaalt? Zijn we wel zo vrij als we denken? Ik denk het niet.
Waarom geloven mensen in complottheorieën zoals de beweringen rond de ‘Illuminatie’? Volgens onderzoeker Anna Newheiser laat het onderzoek van Yale University zien dat de theorie omtrent complottheorieën lijkt te kloppen. In dit onderzoek werden 144 studenten bevraagd in hoeverre ze geloven in het bekendste complot: de Da Vinci Code.  Complottheorieen geven de indruk controle te geven voor wat er rondom ons gebeurd. Hoe gek deze theorie ook lijkt, het biedt een houvast. Wanneer personen geloven in complottheorieën is het zeer moeilijk om hen te overtuigen van hun ongelijk, zo stelt Newheiser. De reden achter de complottheorie is niet logisch is en logische tegenargumenten zullen dan ook niet kunnen verklaren waarom de complottheorie niet klopt.

 
Doordat de Illuminatie steeds aanwezig zou zijn en ons zou aansturen zonder dat we ons hiervan bewust zijn staaft dat we niet vrij kunnen zijn en dus niet in staat zijn om vrij beslissingen te nemen. Hierdoor zijn wij slaven van de maatschappij, de media toont hoe dat we ons moeten gedragen. Dit door bijvoorbeeld de muziekindustrie. Dagelijks worden we geconfronteerd met videoclips van Amerikaanse zangers en zangeres. De verschillende filmpjes van de Illuminatie tonen verschillende beelden waarop deze videoclips signalen lijken uit te zenden. Dit door bijvoorbeeld hun handen als een driehoek te houden en hierdoor te kijken met één oog, meestal het linkse oog. Deze handeling stelt het alziend oog voor. De popsterren lijken steeds over ons te waken en te zien hoe we ons gedragen. We groeien op met deze videoclips en nemen aan dat deze een weerspiegeling zijn van de maatschappij. Deze videoclips brengen immers een zeer fout idee over en hebben vaak slechte gevolgen tot gevolg bijvoorbeeld anorexia bij jonge meisjes. Maar toch besluit de maatschappij om deze videoclips uit te zenden. Dit zou een daad zijn van de Illuminatie. Zij willen immers ons gedrag sturen en een voorbeeld voor ons zijn. Bij jongeren zien we vaak dat zij dit gedrag overnemen zonder hierover na te denken. Het lijken wel slaven van de media.

 
De ‘Illuminatie’ heeft me dus zeker aan het denken gezet. Er zijn ook verschillende beweringen binnen de theorie die ik moeilijk kan geloven en neem dus ook niet aan dat deze het tot het rechte einde hebben maar het heeft me aan het denken gezet. Ik stelde me voordien niet veel vragen rond mijn eigen handelen in de maatschappij. Ik was ervan overtuigd dat ik vrij keuzes kon maken en dat deze niet werden bepaald door onbekende anderen. In onze opleiding hebben we geleerd dat zowel nature, onze biologische eigenschappen, nurture, onze omgeving, ons handelen sterk bepalen. Door filmpjes van de Illuminatie te bekijken ben ik me ervan bewust dat veel van ons handelen ook door de media wordt bepaald. Ons schoonheidsideaal is hier een goed voorbeeld van. Twee jaar geleden heb ik moeilijkheden gehad met mijn eigen lichaamsbouw, ik kreeg hierdoor een vertekend beeld van mijn eigen lichaam door te kijken naar de perfecte lichamen van anderen die ik zag op televisie.. Ik moest en zou slanker worden. Dit deed ik dan ook door overmatig te sporten en weinig te eten. Dit was zeer ongezond en het schoonheidideaal dat vooropgesteld wordt is niet realistisch. Toch liet ik me hierdoor vangen en werd mijn gedrag bepaald door de beelden die ik zag in de media. Het is belangrijk om een kritische kijk te hebben, dit ook zeker als toekomstige GOB. Je vragen te stellen bij je handelen en te zoeken naar de oorzaak voor het stellen van het gedrag van jezelf maar ook van dat van anderen. Het kritiekpuntje dat ik vorig jaar na mijn inleefweek kreeg was dat ik me meer kritischer moest opstellen en niet zomaar moest aannemen wat er binnen de voorziening gebeurd. Het is dus belangrijk dat ik aan dit werkpunt blijf sleutelen gedurende mijn opleiding, stage en de rest van mijn leven.

 
Bronnen
http://www.youtube.com/watch?v=YE-Hvo0hSr0. Geraadpleegd op 30 oktober 2012.
Kraaijvanger  C. (2011), Complottheorie geeft grip op het leven. Geraadpleegd op 30 oktober 2012 via http://www.scientias.nl/complottheorie-geeft-grip-op-het-leven/46771

Reflectieverslag ‘Orthopedagogisch handelen’

7 dec

Tijdens de lessen van Orthopedagogisch Handelen leren we om groepsgesprekken te begeleiden. Dit doen we door middel van rollenspelen. Iedere week worden er ongeveer 2 groepsgesprekken uitgevoerd. Bij zo’n rollenspel zijn er 2 studenten die in de rol kruipen van begeleider. De anderen spelen de doelgroep, dit zijn ofwel ouderen met een mentale beperking of jongeren in een instelling. Bij elk groepsgesprek wordt er gewerkt rond een bepaald thema, dit wordt besproken tijdens het gesprek. Zo gaat het bijvoorbeeld de ene week over pesten, de andere keer weer over het aankopen van nieuw speelgoed. Al enkele weken durf ik de stap niet zetten om een groepsgesprek te begeleiden. Uit deze ervaring heb ik veel geleerd over mezelf en ben ik beginnen nadenken over de redenen waarom ik niet sneller de stap zette om deze materie te oefenen.

 
Zolang ik me kan herinneren ben ik steeds verlegen geweest. Vanaf de lagere school heb ik me steeds op de achtergrond geplaatst omdat ik bang ben voor de reacties van anderen wanneer ik iets zou vertellen dat hen niet aanstaat. Gelukkig maakte ik ondanks ik zo verlegen was wel vrienden en heeft dit nooit echt een negatieve weerslag gehad op de tijd die ik doorbracht in de lagere school. Dit zorgde ervoor dat ik mijn gedrag ook niet aanpaste. Ik maakte vrienden en had steeds goede punten op school. De leerkrachten spraken me er wel soms op aan dat ik wat mondiger zou worden maar dit het weinig tot geen effect. Ik bevond me in een zeer comfortabele positie. Gedurende mijn hele schoolcarrière werd ik steeds geconfronteerd met dezelfde situaties waarin ik weinig of niets durfde te zeggen. Wanneer ik dan al wel eens iets inbracht binnen bijvoorbeeld een groepsgesprek dacht ik hierover zeer goed na en zei ik enkel iets wanneer ik me hier comfortabel bij voelde. Tijdens mijn eerste jaar in de opleiding Orthopedagogie aan de Plantijn Hogeschool ben ik enorm veranderd. Ik merk dat ik gegroeid ben en mezelf sneller durf tonen dan voordien. Dit omdat er binnen de opleiding veel aandacht aan jezelf tonen wordt besteed en dat je enorm gestimuleerd wordt. In het begin vond ik dit zeer beangstigend en haatte ik het om naar de leergroep te komen. Telkens was ik weer opgelucht wanneer de leergroep voorbij was. Maar naarmate het schooljaar vorderde beterde dit en voelde ik me steeds beter binnen de groep tijdens de leergroep.

Tijdens de lessen van Orthopedagogisch Handelen werd er niet enkel verwacht dat je dingen over jezelf zou vertellen, maar werd er ook verwacht dat je zou leren om te handelen in de concrete situaties. De gedachte maakte me steeds zenuwachtig. Dit zorgde ervoor dat ik de confrontatie vermeed en het groepsgesprek uitstelde. Dit omdat ik bang was voor de gevolgen wanneer het niet vlot zou verlopen. Wanneer ik personen beter leer kennen durf ik me meer open te stellen en wordt ik ook minder verlegen. Thuis ben ik de oudste van 5 kinderen. Hierdoor gebeurd het al wel eens dat ik moet babysitten. Hier heb ik geen probleem om leiding te nemen en om assertief te zijn. Je zou kunnen zeggen dat het dan van een leien dakje gaat. Ik voel me er goed bij om deze positie in te nemen, om grenzen te stellen en verantwoordelijkheid te dragen. Aangezien ik de personen in de groep nog niet heel erg goed ken voel ik me onzeker.

Ik ben er van bewust dat ik als toekomstige opvoederbegeleider me sneller zal moeten kunnen tonen en moet oppassen dat ik geen handelingsverlegenheid toon. Handelingsverlegenheid houdt in dat de professional niet handelt of weet te handelen ondanks dat er zorgen of signalen zijn over een persoon. Handelingsverlegenheid ontstaat uit onvermogen om (nog) adequaat te handelen en komt voort uit aarzelingen bij de professional zelf. (M. van der Meer, 2010) Deze verlegenheid gebeurt vaak niet bewust en hiervoor zijn verschillende redenen. Een eerste reden hiervoor is dat de professional nog niet veel ervaring of kennis heeft over de problematiek. Andere redenen kunnen zijn: ethische dilemma’s, onzekerheid over de reacties van de cliënt, angst dat de gevoeligheid van het onderwerp de vertrouwensrelatie schaadt, bang om verantwoordelijk te worden gesteld voor de oplossing van het probleem, organisatorische factoren (bv voorgeschreven protocollen) of te weinig ondersteuning. Niet enkel professionals maar ook burgers blijken met dit probleem te kampen. Dit kunnen we bijvoorbeeld concluderen wanneer er zich een situatie voordoet waar iemand hulp nodig heeft op een openbare plek heeft en personen niet durven helpen of gewoon voorbijwandelen.
Als toekomstige GOB hoop ik dat ik me in het werkveld zal kunnen openstellen. Dit is zeker een werkpunt voor mij. Niet bang zijn om te handelen en hulp te vragen wanneer ik me hierover onzeker voel. Als GOB heb je belangrijke functie en komen personen bij jou om hulp te vragen. Ze vertrouwen erop dat je hen zal helpen en hen het beste advies zal geven. Je dan verlegen opstellen zal voor niemand helpen. Wel heb ik geleerd uit ervaring dat tijdens rollenspellen mijn motivatie zeer klein is. Ik vind het moeilijk om dan de rol als begeleider te kruipen aangezien de situatie verzonnen is. Ik vertrouw erop dat tijdens echte groepsgesprekken in het werkveld ik me beter zal kunnen inzetten maar ik waak er steeds over dat ik hierin blijf groeien. Tijdens mijn stage hoop ik hier een beter beeld op te krijgen en te trachten om vertrouwen te hebben in mijn eigen handelen.(Jonkers M., 2012)

Bronnen
Jonkers M., (2012), Handelingsverlegenheid als hinderpaal. Geraadpleegd op 15 november 2012 via http://www.lesi.nl/fileadmin/bestanden/Publicaties/LESI_RP06_Handelingsverlegenheid_als_hinderpaal.pdf
Van der Meer, M. (2010) Handelingsverlegen professionals Geraadpleegd op 15 november 2012 via http://www.zorgwelzijn.nl/web/Meningen/Weblogs/K2/Handelingsverlegenprofessionals.htm . Meer, M. van der. Opgehaald 13 december 2011.